"Lkol b.d. E.J. Kwint"

Werkgroep Defensiebeleid en Krijgsmacht: Waarom trad de secretaris-generaal van Defensie niet af?

Onderstaande bijdrage werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant van 26 oktober 2017. Omdat binnen de GOV waarschijnlijk niet iedereen deze krant leest heeft de redactie van Carré besloten dit artikel ook hier te publiceren. Juist om aan te geven dat iedere ontwikkeling binnen de krijgsmacht door deze werkgroep kritisch wordt gevolgd. Daarbij kan het oordeel positief dan wel negatief uitvallen. Het is vervolgens aan de lezer om zijn of haar keuze te maken.

Dat defensieminister Hennis op 3 oktober aftrad, is vanuit haar ministeriële verantwoordelijkheid te begrijpen. Dat Commandant der Strijdkrachten (CDS) Middendorp dat op diezelfde dag, twee dagen voor de geplande overdracht van zijn commando, deed is minder goed te verklaren. Alhoewel hij verantwoordelijk is voor de uitvoering van onze Nederlandse missies, valt hem bij een ongeval, zoals helaas in Mali gebeurde, niets te verwijten. Dat had anders gelegen als het gegaan zou hebben over ter plekke begane tactische of operationele fouten. Ik veronderstel dan ook dat zijn terugtreden berust op de solidariteit die de CDS wilde tonen aan de minister.
Wie in het hele debat geen vragen zijn gesteld en wie zich evenmin zelf heeft laten horen over het ongeval in Mali was de secretaris-generaal (SG) van Defensie, drs. Wim Geerts. Hij is als hoogste ambtenaar binnen Defensie namelijk ambtelijk verantwoordelijk voor dit ongeval. Om die verantwoordelijkheid te kunnen uitleggen is het nodig de uiterst gecompliceerde bevelsstructuur binnen Defensie aan de lezer uit te leggen, voor zover die nog uit te leggen valt.

Na de minister is de SG de hoogste functionaris binnen Defensie. Hij geeft leiding aan de Bestuursstaf, waarvan onder meer deel uitmaken: de Hoofddirectie Beleid, de Hoofddirectie Personeel, de Directie Financiën en Control en de CDS. De laatste staat dus op gelijk niveau met de andere genoemde directies, wordt altijd genoemd als de hoogste militair binnen Defensie, maar heeft over de andere directies geen zeggenschap. Gesteund door zijn – na de bezuinigingen sterk gekrompen – defensiestaf, treedt hij op als militair adviseur van de minister en heeft hij alleen de directe leiding over de operationele gereedstelling van de vier operationele commando’s (Opco’s) van de krijgsmacht (Landmacht, Marine, Luchtmacht en, in beperktere mate, de Marechaussee). Maar het wordt nog diffuser. De SG geeft ook direct leiding aan andere defensieonderdelen: het Defensie-ondersteuningscommando (DOSCO), de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Defensie Materieel Organisatie (DMO). Deze laatste organisatie was door haar leiding aan het Defensiemunitiebedrijf verantwoordelijk voor de aanschaf, de opslag en het beheer van de munitie die de twee militairen in Mali fataal werd en een derde ernstig verwondde. De DMO wordt rechtstreeks aangestuurd door de SG.

Uit het bovenstaande kunnen we twee zaken afleiden. Ten eerste: dat de bevelsstructuur die in 2005 bij Defensie is ingevoerd volstrekt onoverzichtelijk is en niet naar behoren functioneert. Het is natuurlijk belachelijk dat de hoogste militair binnen Defensie niet alle militairen aanstuurt en geen invloed heeft op het defensiebeleid, het personeelsbeleid en het materieelbeleid. Dat was ook de uitkomst van het ‘Rapport Franssen’ destijds; dat is nog altijd actueel en lezenswaardig voor de nieuwe Vaste Commissie voor Defensie (VCD). Ten tweede: dat er wellicht nog iemand opstaat om drs. Geerts enkele vragen te stellen. Ambtelijke verantwoordelijkheid is namelijk ook medeverantwoordelijkheid en soms moet je die nemen.