Defensiebeleid van de regen in de drup

Onder deze titel had het Montesquieu Instituut op woensdag 3 februari jl. een debat georganiseerd. Veiligheids- en defensie-expert Margriet Drent van Clingendael hield een inleiding, waarna onder leiding van journalist Kees Boonman de Tweede Kamerleden Angelien Eijsink (PvdA) en Raymond Knops (CDA) en GOV-duovoorzitter Ruud Vermeulen met elkaar en met de inleider een discussie aangingen en vragen uit het in grote getale opgekomen publiek beantwoordden

Eindelijk wordt er in Den Haag eens over Defensie gediscussieerd.
Het CDA betuigd publiekelijk spijt van de bezuinigingen op Defensie.
Defensie moet minder afhankelijk worden van politieke dagkoersen.
400 miljoen voor defensie bij 5 miljard lastenverlichting, waarom is deze keuze niet gemaakt.
Europese samenwerking is alleen mogelijk onder de voorwaarden van burden- en risk sharing.

Europa bedreigd

Drent begon haar inleiding met het schetsen van de bedreigingen die zich de laatste jaren hebben gemanifesteerd tegen en in Europa. De Europeanen zijn hierdoor wakker geschud. Tegelijkertijd keert de VS, die sinds 1945 waakte over de Europese veiligheid, zich steeds meer van Europa af en richt zich op Azië.

De massa-immigratie van onder andere oorlogsvluchtelingen ondermijnt de Europese solidariteit en heeft de kwetsbaarheid van de open Europese samenleving aangetoond. Een veilig Europa bestaat niet meer.  Wij Europeanen voelen de onveiligheid meer en meer aan den lijve. De dreiging is niet alleen militair, maar ook politiek, maatschappelijk en economisch. Om deze hybride dreigingen aan te pakken, zijn andere strategieën dan tot nu toe gebruikelijk nodig.

Geen Europees land kan de dreiging alleen counteren. Toch treden Europese landen meer en meer alleen op en falen. Het soevereine optreden toont aan dat soevereiniteit deels moet worden opgegeven om de bedreigingen effectief te kunnen aanpakken. Dit toont het belang aan van het vernieuwde Europese Gemeenschappelijk Veiligheids- en DefensieBeleid (GVDB) waaraan momenteel wordt gewerkt. In dit vernieuwde GVDB moeten de divergerende veiligheidsbelangen van met name de Oost- Europese (de Russische dreiging) en Zuid-Europese landen (Noord-Afrika en het Midden-Oosten) worden verenigd. Een moeilijke klus.

Geen woorden, maar ….

In theorie bestaat er al langere tijd een Europees GVDB. De laatste jaren blijkt echter geregeld dat dit GVDB in de praktijk niet werkt . Dit ondanks dat Defensie in Europa sinds december 2013 officieel tot Chefsache is verheven. Het blijft echter bij woorden. De Europese leiders hebben op defensiegebied sindsdien weinig daden laten zien. Minister Hennis wil hier tijdens het Nederlandse voorzitterschap wat aan doen en wel door het uitoefenen van positieve druk: het aanmoedigen van de landen beter samen te werken op defensiegebied. Ook het Witboek waarin Nederland het vernieuwde GVDB wil vastleggen, is in dit kader van belang. Een Witboek maakt het mogelijk de bedreigingen en de maatregelen die daartegen kunnen worden genomen, uitgebreid te beschrijven.

Komt er in de praktijk weinig terecht van het GVDB, wel is het zo dat veel Europese landen onderling militair samenwerken. Nederland is bij uitstek voorloper wat dit betreft. Al deze vormen van militaire samenwerking zouden door de EU moeten worden gecoördineerd om meer samenhang te verkrijgen.

Stellingen

Drent poneerde aan het slot van haar inleiding twee stellingen ter discussie. Zij luidden: Een geloofwaardig Gemeenschappelijk Veiligheids- en DefensieBeleid lijkt moeilijk te realiseren, overgaan tot kopgroepvorming is noodzakelijk. De huidige veiligheidssituatie vraagt in Nederland om een geïntegreerde veiligheidsstrategie en meerjarige defensieakkoorden.

Drent lichtte die laatste stelling nog toe. Defensiebeleid vereist langetermijndenken, maar defensie en (externe) veiligheid zijn zaken die in Nederland niet leven bij het publiek. Bovendien zijn kortetermijnbelangen vaak zichtbaarder en worden ze daarom belangrijker gevonden. Dit maakt het moeilijk voor ministers in de huidige situatie om extra geld naar Defensie over te hevelen.

Discussie

Het eerste punt in de discussie betrof het feit dat Defensie geen natuurlijke achterban heeft. De politiek en het publiek staan onverschillig tegenover Defensie. In de modellen van het Centraal  Planbureau wordt defensie zelfs gezien als kostenpost – evenals het voormalige  Departement van Verkeer & Waterstaat en ontwikkelingssamenwerking. Bezuinigen op Defensie levert in deze modellen dus positieve resultaten op. Daarnaast was het panel het er over eens dat in Den Haag een probleem pas een probleem is, als het zichtbaar is en de problemen op defensiegebied waren lange tijd onzichtbaar.  En ook nu zijn de problemen nog niet voorbij. Er wordt nog steeds bezuinigd op Defensie, zij het  minder dan oorspronkelijk was gepland. De krijgsmachtdelen hebben ook dit jaar weer minder geld voor hun bedrijfsvoering gekregen. Dat betekent minder oefenen etc.

Dit debat was volgens de politici in het panel de eerste gelegenheid sinds heel lange tijd dat over Defensie een inhoudelijke discussie werd gevoerd. Een van de Kamerleden  bekende dat de bezuinigingen op Defensie in het recente verleden onterecht waren geweest, Regering en Kamer hadden dit niet moeten doen. Hij betuigde openlijk spijt hierover te hebben. Helaas kon het andere Kamerlid dit , ondanks langdurig aandringen, niet over haar lippen krijgen.  Beide Kamerleden waren van mening dat dit in de toekomst zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Zij ondersteunden dan ook van harte het streven naar meerjarige defensieakkoorden, zoals genoemd in Stelling 2.

Ook werd de stelling geponeerd  dat het ongeloofwaardig was dat er wel een lastenverlichting van 5 miljard euro mogelijk was, maar dat voor Defensie geen 400 miljoen vrijgemaakt kon worden om de bedrijfsvoering op orde te brengen en zo ten minste te kunnen overleven.

Het gaat om veiligheid, dat is breder dan alleen defensie. Het uitgangspunt van een discussie moet dan ook niet ‘meer geld voor Defensie’ zijn. Veiligheid moet centraal staan en het draagvlak voor veiligheid moet in Nederland groter worden.

Een ander probleem is dat Europa op veiligheidsgebied achter de feiten aan loopt en dat het opkomend nationalisme een bedreiging vormt voor verdergaande internationale samenwerking, ook op het terrein van veiligheid en defensie.

Het streven naar een defensiebudget van 2% van het BBP werd uiteraard ook besproken. Het panel wees erop dat dit voor Nederland een verdubbeling van de defensie-uitgaven zou beteken. Dat is op korte termijn onhaalbaar, maar zelfs een geleidelijke ophoging van het defensiebudget naar het Europese gemiddelde van 1.6% zou betekenen dat Defensie er miljarden euro’s bij zou krijgen.

Wat betreft samenwerking constateerde het panel dat de militairen dit beheersen. Het gras groeit echt van onderen. De bottle neck zijn de politieke kaders die voor deze samenwerking moeten worden gecreëerd.

Het panel ondersteunde stelling 2 over meerjarige defensieakkoorden. De uitvoering hiervan vereist echter politieke lef een aanpassing van het politieke denken. Bovendien is een integrale benadering van veiligheid nodig en is hokjesdenken uit den boze. Defensie, politie, justitie, ontwikkelingssamenwerking etc. moeten integraal worden bekeken als onderdelen van een veilig Nederland.

Reagerend op vragen uit het publiek over bijvoorbeeld het niet aanschaffen van de F-35 en het concentreren op de marine werd enerzijds gesteld dat  voor een goede internationale samenwerking wel vertrouwen nodig is en dat dit vertrouwen moet zijn gebaseerd op burden sharing, maar zeker ook op risk sharing. Voor een Europese samenwerking is het van belang om een betrouwbare partner te zijn. Dus niet een partner die met geld het sneuvelen van andere Europeanen wil afkopen. Dat zal nooit leiden tot een diepgaande Europese samenwerking. Nederland mag zeker geen free rider/profiteur worden. Ook moet men zich bedenken wat voor gevolgen grootschalige reorganisaties hebben voor de krijgsmacht. Deze kan de negatieve gevolgen van het kortetermijndenken in de politiek niet goed verwerken. Het panel stelde dan ook dat het onzinnig is om de paar jaar de krijgsmacht grondig te verbouwen. Dat is ook een belangrijke reden om te streven naar meerjarige defensieakkoorden, zoals genoemd in stelling 2.

Als laatste kwam de Europese defensie-industrie ter sprake. Deze is aan de aanbodzijde heel gefragmenteerd. Veel bedrijven hebben niet de schaalgrootte om op langere termijn zonder staatssteun te overleven. Europese landen zullen moet samenwerken om een dergelijke schaalgrootte te bereiken.

Afsluiting

Al met al was het een interessant debat. Daarbij was het feit dat het debat over het defensiebeleid werd gehouden misschien wel belangrijker dan de inhoud van het debat, een conclusie die het panel bevestigde. Hieruit blijkt immers dat Defensie en het nadenken over het defensiebeleid in Den Haag eindelijk weer als een zaak van enig belang wordt gezien. Daarmee zijn we er echter nog niet. Om met Churchill te spreken: “This is not the end, it is not even the beginning of the end, but it is, perhaps, the end of the beginning.”