De kunst van het oorlogvoeren

Onlangs was ik in Nieuwspoort en bezocht een lezing georganiseerd door het Montesquieu instituut over, kort gezegd, nut of gebrek aan nut van missies. Hierbij werd nog eens gewezen op de mislukte operaties in Irak, met als vraag waren de Irakezen niet beter af onder Sadam Hoessein? Het ten val brengen van Khadaffi in Libië en de letterlijk grenzeloze ellende die dit vervolgens met zich mee heeft gebracht etc.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken met ministers van defensie in Zagreb op 4 en 5 maart 2020 werd o.a. gesproken over diverse missies. Een quote uit de kamerbrief;

“Lidstaten spraken voorts over de negatieve ontwikkelingen in de Sahel en het belang van strategische coördinatie tussen de verschillende initiatieven aldaar. De voorstellen voor de uitbreiding van het mandaat van de EU-trainingsmissie in Mali (EUTM ) werd door een grote groep lidstaten positief onthaald. De voorzitter van het EU Militair Comité en enkele lidstaten onderstreepten nogmaals dat het leveren van voldoende personeel en materieel essentieel is voor succesvol optreden in de Sahel.”

 

Wat valt mij op? Inderdaad de Sahel is de nieuwe bakermat aan het worden van IS en Al Quaida. Het is bovendien een van de immigratieroutes naar Europa en daarmede een politiek splijtzwam in de Europese Unie. Martijn Kitzen (universitair hoofddocent aan de NLDA), een van de sprekers op deze Montesquieu-lezing kwam net uit het Sahel-gebied. Hij verhaalde hoe de lokale militairen daar actief de samenwerking zoeken met Europese krijgsmachten. Zoals Martijn Kitzen het ook benadrukte, zij kennen de omgeving, zij kennen het terrein, zij kennen de stammen en de lokale verhoudingen. Wij hebben kennis van en beschikken over middelen die zij niet hebben en ook niet zonder ons ter beschikking kunnen krijgen. Wij kennen gezamenlijk IS en Al Quaida. De voedingsbodem voor een goede samenwerking is er.

Een samenwerking die kan leiden tot een goed plan hoe in deze grenzeloze zandbak, te midden van deze stammen en culturen succesvol een missie kan worden opgezet, die ook in de loop van de operatie kan worden bijgesteld en aangepast.

Het plan van aanpak en de bijstellingen in de tijd daarvan zouden leidend moeten zijn. En natuurlijk is voldoende personeel en materieel belangrijk. Maar een goed plan, op basis van duurzaam beschikbare middelen, is veel belangrijker voor succesvol optreden in de Sahel. Een langdurig commitment met beperkte middelen, maar dan wel op basis van een goed plan, een diepgaande en goede samenwerking in de regio, dat ademt veel meer dreiging naar onze tegenstanders dan de korte klap.

Ik ben er heilig van overtuigd dat er veel te veel nadruk ligt op mensen en middelen. Natuurlijk zijn deze belangrijk, alleen voor het breken van de wil van de tegenstander is een goed plan, een goede samenwerking rand voorwaardelijk. Onze politiek leiding, onze bestuurders zitten veel te veel op geld en daarmede op mensen en middelen. Wij zouden de ‘kunst van het oorlogvoeren’ hier tegenover moeten stellen. Dat zou de kern van de artikel 100 brief moeten worden, dat zou de kern van de samenwerking moeten zijn.

En dat mis ik!