Deze notitie wordt door de NOV/GOV-leiding gebruikt in haar contacten met media, politiek en samenleving.
Beschreven wordt de huidige situatie, de reparaties die volgen uit de defensienota en daarna een opsomming van de maatregelen die vervolgens genomen moeten worden. De algehele mening van de Gezamenlijke Officierenverenigingen en Middelbaar en Hoger Burgerpersoneel bij Defensie (GOV|MHB) t.a.v. de landmacht luidt: Ook al heeft de defensienota van minister Bijleveld voor de komende twee jaar bescheiden maar realistische doelstellingen, voor de landmacht zullen dit de eerste stappen zijn om de uitholling te stoppen. Deze nota legt de fundering onder een na 2020 nieuw op te bouwen krijgsmacht. De GOV vindt dit uiterst noodzakelijk omdat de landmacht van nu te weinig gevechtskracht, onvoldoende inzetbaar materieel en een nijpend tekort aan personeel heeft. De landmacht kan daarmee bij lange na niet voldoen aan wat de NAVO aan Nederlandse grondtroepen vraagt en heeft momenteel zelfs de grootste moeite met de uitvoering van de huidige missies.

De huidige situatie

De kern van de landmacht wordt gevormd door acht manoeuvrebataljons (zeven Nederlandse bataljons en een Duits bataljon) die gegroepeerd zijn in drie gevechtsbrigades: een zware, een lichte en een luchtmobiele. De brigade is voor het landoptreden de basiseenheid: hier worden de uitwerkingen van alle wapensystemen en andere effectbrengers op elkaar afgestemd en gesynchroniseerd waardoor uiteindelijk een mega-effect kan ontstaan. Ook is dit het niveau van samenwerking van waaruit de hybride oorlogvoering én het informatiegestuurd optreden ten uitvoer worden gebracht. Géén van die brigades is momenteel gereed en in staat om ingezet te worden voor de eerste hoofdtaak, de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk  grondgebied. De oorzaken zijn talrijk en elkaar versterkend: langdurig een groot tekort aan (inzetbare) wapens, voertuigen, uitrusting en munitie waardoor de professionele militair in alle rangen en standen zich niet meer serieus genomen voelde. Deze onvrede werd nog versterkt door het onverantwoord uitblijven van een nieuwe CAO waardoor met name jonge onderofficieren en korporaals het hoofd in hun gezin nauwelijks boven water konden houden. Het uiteindelijk resultaat was dat de meeste bataljons slechts over vijftig procent geoefend personeel beschikten; ze liepen leeg en waren nauwelijks inzetbaar.

Uiteindelijk is dit alles terug te voeren op de draconische bezuinigingen van een miljard euro door het kabinet-Rutte I in 2011. Ook de Algemene Rekenkamer voorspelde dat de krijgsmacht door de hoeven zou zakken omdat ‘zij zich zelf aan het opeten was’. Hetgeen dus uitkwam.

De drie brigades worden geholpen door gevechts- en logistieke ondersteuning (ook in deze capaciteiten is de afgelopen jaren drastisch gesneden):  eenheden met een bataljonsstructuur met genie, artillerie, inlichtingenverwerking, transport-, herstel- en geneeskundige capaciteit. Ook hier speelt ondervulling van personeel en gebrek aan deugdelijk materieel een grote rol. Bovendien moet de landmacht ook gevechts- en logistieke steun voor de beide mariniersbataljons en (deels) voor het Defensie Helicopter Commando (DHC) leveren. Nog in 2017 bleek bij een test dat al deze steuneenheden bijeen geschraapt moesten worden om één brigade onder operationele omstandigheden te ondersteunen. Nog geen twintig procent van wat in zijn totale omvang nodig zou zijn. Hier hadden de bezuinigingen uit 2011 dus een echte kaalslag veroorzaakt.

Dan enige cijfers van begin 2018. De inzetbaarheid van het gevechtsvoertuig CV-90, de Fennek, de Boxer, de kleine onbemande vliegtuigejs voor inlichtingenvergaring, de pantserhouwitser voor de artillerie en diverse grote genievoertuigen schommelt tussen de 50 en 65%, hetgeen ver onder de norm is. Daardoor groeide de teleurstelling bij het militair personeel omdat zij hun werk niet konden doen. De geoefendheid van alle landmachteenheden gemiddeld was derhalve ook ver onder niveau.

Er moest dus wat gebeuren: de bescheiden stap-voor-stap-verhoging van het defensiebudget tijdens Rutte III en de defensienota om aan te geven waar en hoe we gaan repareren.

Samenvattend: De gevechtseenheden komen essentiële capaciteiten tekort. De logistieke eenheden kunnen slechts 20% van de gevechtseenheden bij gelijktijdige inzet steunen. Door de grote personeelstekorten en tekorten aan inzetbare wapens, voertuigen, radio’s, en munitie zijn de eenheden niet meer getraind om het gevecht te kunnen voeren.

In een brief aan de Tweede Kamer adviseerde de AIV[1] in 2012 al: ‘De AIV acht verdere bezuinigingen op Defensie onverantwoord gelet op de nationale en internationale veiligheidsrisico’s waaraan ons land kan worden blootgesteld. De krijgsmacht is te beschouwen als een verzekering voor onzekere tijden. Geen verstandig mens zal de brandverzekering van zijn huis opzeggen bij financiële krapte. Ook moet worden beseft dat het weer opbouwen van afgestoten militaire capaciteit vele jaren of zelfs decennia vergt. De krijgsmacht is thans beperkt inzetbaar. Verdere bezuinigingen zullen desastreus uitpakken voor de defensieorganisatie en zijn tevens in strijd met de grondwettelijke taak van de krijgsmacht en de in internationaal verband aangegane verplichtingen’.

Wat geeft nu de Defensienota aan?

  • Ten eerste: een ongekend grote nadruk op het beter zorgen voor personeel en daarmee het herwinnen van het vertrouwen 

De NOV/GOV ondersteunt dit van harte en kijkt uit naar de realisatie van alle aangekondigde maatregelen.

Voor de landmacht is de weg die met deze defensienota wordt ingeslagen de juiste. De landmacht is het grootste krijgsmachtdeel met een personeelsintensieve organisatie. De huidige leegloop, waardoor vele duizenden vacatures zijn ontstaan bij de krijgsmacht, heeft dan ook met name op de landmacht een negatief effect; met niet gevulde eenheden kun je niet vechten. De landmacht heeft als gevolg van  personeelsgebrek een aantal operationele eenheden tijdelijk stil moeten zetten en het personeel herverdeeld om vergelijkbare eenheden operationeel inzetbaar te maken voor opdrachten en/of missies.

Daarnaast ben je alleen effectief met gemotiveerd personeel. De nadruk op behoud van personeel is essentieel. Dat is ook de voorwaarde voor werving. De nota geeft voldoende houvast voor het personeel om de toekomst zonniger in te zien, maar … alle voorstellen om loopbaanpaden te herstellen, mensen meer kans te geven en aanpassingen van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) moeten wél voortvarend worden opgepakt. Indien de eerste wijzigingen niet plaatsvinden in 2018 is er een groot risico dat het personeel heel sceptisch zal worden. De eerste en echte uitdaging ligt nu bij de Hoofddirectie Personeel (HDP) om de voorgestelde maatregelen handjes en voetjes te geven, daarna is het aan de commandanten om mensen daadwerkelijk weer meer hoop te geven. Een mooie uitdaging voor allen.

  • Ten tweede: het reduceren van de tekorten in de logistiek 

Het uitbreiden van 12 naar 22 ‘Role 1’ (eerstelijns zorg) geneeskundige installaties en een extra ‘ Role 2 Basic’ (chirurgische capaciteit te velde) erbij. Hiermee voldoet de landmacht voor de helft van haar brigades aan de nationale, wettelijke en NAVO standaarden.

Het uitbreiden van specifiek personeel in de onderhoudsketen. Dit betreft niet alleen militair personeel, maar ook burgermonteurs en aanvullende capaciteit vanuit de industrie en andere civiele dienstverleners, het zogenaamde ‘maintenance-ecosysteem’.

Het uitbreiden met één eenheid  voor bevoorrading en transport om de logistiek bij eenheden die zijn ingezet ruimer te organiseren. Van drie naar vier. Hiermee kan dan nog slechts één ingezette brigade worden gesteund. Bij de realisatie wordt een gedeelte ingevuld door middel van het concept ‘adaptieve krijgsmacht’.

  • Ten derde: het verminderen van de tekorten aan gevechtsondersteuning 

De zeer geringe luchtmobiele geniecapaciteit wordt verdubbeld en de constructiegenie wordt uitgebreid. Ook hier wordt het concept ‘adaptieve krijgsmacht’ gebruikt en ontstaan er meer afspraken met bedrijven en kennisinstellingen om te kunnen beschikken over meer civiele capaciteit om piekvorming op te vangen en om leerplekken te genereren.

De Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD), elke dag weer overvraagd om hulp bij aangetroffen niet ontplofte explosieven door heel Nederland, wordt uitgebreid van 48 naar 50 teams.

Voor de brigades en de mariniersbataljons kenden wij tien Stinger luchtverdedigingspelotons. De bezuinigingen van 2011 hakten er in en de landmacht hield er twee over; schromelijk te weinig. Deze nota beschrijft het oprichten van een ‘dedicated Stinger element’, speciaal om de luchtmobiele brigade en de mariniers te ondersteunen. Voor verder herstel is nu geen ruimte; dat zal later moeten komen.

Een vergroting van de zware vuursteuncapaciteit met 33% door de oprichting van een vierde vuursteunbatterij. Waar de landmacht vóór 2011 beschikte over acht vuursteuneenheden, om de acht bataljons plus de beide mariniersbataljons plus de speciale eenheden van KCT en MARSOF te steunen, gaat de capaciteit nu dus van drie (veel te weinig) naar vier eenheden. Opnieuw te weinig, maar momenteel is er niet meer ruimte.

Ook worden negentien pantserhouwitsers uit de verkoopfolder gehaald en weer aan het bestand toegevoegd.

De sensor- en analysecapaciteit voor inlichtingen wordt in bescheiden mate  versterkt om meer eenheden te kunnen steunen in het informatiegestuurd optreden. Een magere uitbreiding van vijf naar zes modules. Ook hier is de vraag aan steun veel groter dan wat aangeboden kan worden. Opnieuw is later verder herstel nodig.

Herstel van de command & control (C2) ondersteuningsketen was bitter noodzakelijk. Daartoe wordt het C2-Ondersteuningscommando uitgebreid met twee ondersteuningspelotons, een interoperabiliteitpeloton, transmissiemiddelen en langeafstand communicatiecapaciteit. Verdere stappen om te groeien naar een totaal genetwerkte omgeving zijn hierna nodig.

Tot slot: al deze maatregelen, en de effecten die ze teweeg moeten brengen, zijn te realiseren binnen vier jaar; sommige binnen twee jaar. De implementatie is erop gericht om de eerste resultaten al binnen één jaar zichtbaar te laten zijn.

De uitdaging waar Defensie en de landmacht voor staan is om de grote aantallen mensen, die benodigd zijn om de vacatures op te heffen èn de (bescheiden) uitbreidingen te realiseren, te werven, op te leiden en te integreren. Men beseft dat daartoe nu alle registers open getrokken moeten worden.

  • Ten vierde: in budgettaire omvang relatief bescheiden investeringen in het moderniseren van bestaande wapensystemen 

De zogenaamde mid-life updates van gevechts-, artillerie-, inlichtingen- en communicatiesystemen waardoor het networkcentric optreden mogelijk blijft en de systemen niet obsolete worden maar relevant blijven. Technologie verandert in hoog tempo en het is de kunst om gebruik te maken van de laatste ontwikkelingen. De maatregel in deze nota maakt dat voor de landmacht deels mogelijk.

Deze defensienota legt een basis om personeel te kunnen behouden en te werven. Ze maakt geld vrij om te kunnen oefenen en trainen en de middelen inzetbaar te maken. Voor de landmacht worden systemen verbeterd en daarnaast vinden er kleine/beperkte uitbreidingen plaats om onoverkomelijke problemen bij o.a. missies op te lossen.

Welke maatregelen moeten nog genomen worden?

In de ogen van de NOV/GOV zijn die samen te vatten in één zin: het herstellen en uitbreiden van de slagkracht. 2020 is het uur van de waarheid.

De zware[2] brigade – 43 Mechbrig – moet bestaan uit minimaal twee zware (pantser-)infanteriebataljons en een zwaar tankbataljon. Op dit moment wordt het tankbataljon ingevuld door de Duitse geīntegreerde eenheid. De brigade mist een eigen vuursteuneenheid, eigen luchtverdedigingscapaciteit, eigen logistieke middelen, sensoren en elektronische afweercapaciteit.

De lichte brigade – 13 Ltbrig – moet bestaan uit minimaal twee middelzware  (pantser-)infanteriebataljons en een tankbataljon ter ondersteuning van de infanterie met bepantsering en grote slagkracht. De twee infanteriebataljons hebben te weinig vuurkracht en het  tankbataljon ontbreekt geheel. Betreffende de ondersteuning mist de brigade hetzelfde als 43 Mechbrig.

De luchtmobiele brigade – 11 Lumblbrig – heeft de benodigde drie infanteriebataljons maar mist ook delen van de gevechtsondersteunings- en logistieke eenheden en het ontbreekt aan middelen voor commandovoering.

De NATO beschouwt alle drie brigades als niet effectief inzetbaar. De brigades zijn niet zelfstandig, moeten bij inzet middelen en eenheden lenen bij andere partners die zelf ook tekorten hebben. Bovendien zijn zij onvoldoende getraind/ingespeeld en toegerust voor een optreden in het hoogste deel van het geweldsspectrum. De NATO dringt er bij Nederland al een tijd op aan om met prioriteit de slagkracht en de duurzaamheid in het optreden van de brigades te verbeteren.

Hier zal de herijking van de defensienota in 2020 zich op richten. De vraag is dan: hoe worden we tegen die tijd van een ‘net moeizaam opgekrabbelde zieke oude man’ in de toekomst weer een serieuze partner waar het NAVO- bondgenootschap met vertrouwen op kan rekenen?

Lovenswaardig is dat in de defensienota de voorzet wordt gegeven om de discussie over de doorgroei nog dit jaar te starten. Om deze discussie succesvol te laten zijn, is het van groot belang dat Defensie in de komende twee jaar aantoont dat het extra geld goed wordt besteed.

Tegelijk moet beseft worden dat een organisatie als de krijgsmacht, die door de bezuinigingen in het verleden en voortdurende inzet, zo diep door de hoeven is gezakt, enig geduld en begrip mag verwachten en dat het herstellen niet met één knip van de vingers kan geschieden. Voor herstel is nu eenmaal fors veel tijd en ruimte nodig.

 

Eindnoten

  1. AIV: Adviesraad Internationale Vraagstukken
  2. De termen ‘zware’ en ‘middelzware’ (verderop in de tekst) eenheden worden gehanteerd in de NATO Capability Review